Schrijf in op onze mailing lijsten !
Wist U dat veruit de meeste items door ons verkocht worden via onze gerichte E-mail mailing lijsten? U kunt zich daarvoor gratis aanmelden.
Klik hieronder voor het dan door U in te vullen aanvraag formulier
De geschiedenis van de Rozenburg Plateel bakkerij...deel 3/3
Van Misbaksel tot resultaat.
De modellenlijst van Rozenburg telt iets meer dan driehonderd modellen - vaak variaties op kenmerkende basisvormen. De door Kok ontwikkelde modellen werden uit een stuk gegoten
aangezien het dunne materiaal de montage van verschillende onderdelen onmogelijk maakte. Natuurlijk ging er aanvankelijk het nodige mis en verlieten talloze (kromgetrokken)
misbaksels de oven. Maar voordat de stukken de oven in konden, moest een probleem worden opgelost; sommige stukken trokken al krom tijdens het drogen. Het is niet
ondenkbaar dat de hoekige vormen, vaak voorzien vam meerder handvatten, naast een esthetisch ook een technisch doel dienden. De 'ribben' op de hoeken zorgden immers voor extra
stevigheid, net als de handvatten, al waren die natuurlijk op zich geheel naar de mode van de tijd.
Toen Kok eenmaal greep had gekregen op de vorming en droging van zijn modellen was hij aan de laatste uitdaging toe: hij moest de temperatuur in de ovens zien te beheersen.
Daarvoor gebruikte hij een hulpmiddel, dat net als de porseleinaarde waarmee hij had geexperimenteerd, was ontwikkeld door Prof. Seger. De Segerkegels in verschillende
formaten trokken bij verhitting in de oven krom. Doordat van elk formaat bekend was bij welke temperatuur dat gebeurde, kreeg men nauwkeurige informatie over de oventemperatuur.
Met de helse hitte van de biscuitbrand kregen de voorwerpen - naast transparantie en hardheid - nog een belangrijke eigenschap mee. De scherf kreeg de niet poreuze huid die
noodzakelijk was voor de ragfijne beschildering. De stukken liet Kok overwegend wit of roomwit, een enkele maal werd een paars, geelgroen of blauw fond aangebracht.
De Frans/Japans aandoende, decoraties waren licht en helder van kleur en werden met grote precisie aangebracht. Met ijle lijntjes werden in een gestileerd naturalistische trant
bloemen en planten geschilderd, naast dieren als vogels, vissen, reptielen, muizen en een enkel draakje. De afbeeldingen werden met de achtergrond verbonden door zwierige
lijnen en onregelmatige gevormde vlakken, opgevuld mer arceringen en stippeltjes, waarbij altijd een deel van het voorwerp ongedecoreerd bleef. Wanneer de decoraties waren
aangebracht kon het werk voor de tweede maal de oven in.
Na een jaar experimenteren was de eerste serie eierschaalporselein voltooid, net op tijd voor de Wereldtentoonstelling in 1900 te Parijs, waar het samen met het andere werk
van Rozenburg werd geexposeerd. De nieuwe modellen kregen lovende kritieken en in Den Haag werd alles op alles gezet om met een volgende reeks te komen.
links: Samuel Schellink, 1913; een 27 cm hoge vaas met vier oren en een decor van gele, oranje en rode spinchrysanten.
rechts Samuel Schellink, 1899; een 24 cm hoge koffiekan met een pluimdeksel en een decor van blauwe korenbloemen.
Van resultaat tot succes
Een half jaar later verliet een tweede serie de oven in Den Haag. De gehele voorraad was binnen een week uitverkocht, een derde volgde. Maar niet iedereen was zo enthousiast.
Keramiek- en porseleinexpert H.E. van Gelder bijvoorbeeld. Deze was een verklaard liefhebber van Colenbranders 'ambachtelijke' werk en had geen goed woord over voor
Koks creaties. Hij vond het decadent omdat het voorbijging aan de stelregel dat de vorm logisch en eenvoudig diende te zijn en dat de decoratie daarop moest aansluiten.
Voor de reputatie die het werk van Kok genoot, had hij wel oog maar het eierschaalporselein betitelde hij toch als 'producten van een haast belachelijke pretentie...' en 'een schijnvertoning'.
Misschien had van Gelder vanuit kunstkritisch oogpunt wel gelijk en inderdaad dwaalde Kok ver af van de opvattingen van H.P. Berlage c.s. die onder kunstvernieuwers
bon ton waren, maar het kopersplubliek dacht er kennelijk heel anders over.De productie breidde zich uit en er volgden reeksen vazen, vaak met twee of vier oren,
borden, plateaus in allerlei afmetingen en siergoed, waaronder een enkele kandelaar, blaker of bonbonniere. Voorts werden grote aantallen thee- koffie- en chocoladeserviezen
vervaardigd, waarvan de achtkantige kopjes wel het bekendst zijn geworden.
Voor het decoreren was Rozenburg natuurlijk afhankelijk van het vakmanschap van zijn plateelschilders. De decoraties werden door enkele meesterschilders ontworpen en
in potlood op de scherf getekend. Aan het beschilderen van een stuk kwamen meestal meerdere (soms wel vijf!) schilders te pas die elk een specifiek gedeelte voor hun rekening
namen. Door de uitgebreide signering van de stukken met fabrieksmerk, jaarmerk, werkordernummer en schilderssignatuur is de geschiedenis van vrijwel elk stuk te achterhalen.
Twee belangrijke ontwerpers/schilders zijn gedurende vrijwel het gehele bestaan van Rozenburg in dienst geweest, J.W. van Rossum en S. Schellink. Anderen leverden voor
kortere periodes hun bijdrage, zoals C.W.J. 't Hart, J.H. Hartgring, R. Sterken, J.L. Verhoog, J. van der Vet.
De onvermijdelijke neergang
Jugendstil was slechts een kort leven beschoren. De zich snel ontwikkelde techniek bracht nieuwe productiemogelijkheden en de markt werd overspoeld met massaproducten,
die met de oorspronkelijke kunstnijverheidsstroming niets van doen hadden. De belangstelling voor het breekbare en kostbare eierschaalporselein (een flinke vaas kostte
destijds fl. 150,--!) was al snel afgenomen en toen de economische omstandigheden verslechterden en ook de andere producten van Rozenburg marktaandeel verloren,
staakte het bedrijf in 1914 zijn productie.Tegel- en Fayencefabriek Amphora te Oegstgeest nam ongedecoreerde modellen over en zette met Schellink de beschildering en het
gladbranden van eierschaalporselein nog korte tijd voort.
Van Gelder - in 1912 directeur geworden van het Haags Gemeentemuseum - beijverde zich voor het aankopen van Rozenburgstukken, waarbij hij zijn voorkeur voor Colenbrander
wederom niet onder stoelen of banken stak. Toch werkte Kok eendrachtig met hem samen om het archief van Rozenburg bij de liquidatie in 1917 voor de Gemeente te behouden.
Daarnaast spande hij zich in voor het realiseren van een nieuw museumgebouw door H.P. Berlage. Het monumentale bouwwerk heeft hij niet meer kunnen aanschouwen, want
hij overleed in 1919. Jugendstil aardewerk raakte in vergetelheid en pas na het aanvaarden van het omvangrijke bruikleen van Rozenburgverzamelaar A. van Vollenhoven in
1969 was het museum in staat een serieuze collectie eierschaalporselein te tonen. De schat aan gegevens over de fabriek, ovens, pigmenten, modellen, personeel en
financien die hij had onderzocht, kwam goed van pas bij de samenstelling van de expositie Rozenburg 1883-1917 die in 1983 in het Haags Gemeente Museum werd gehouden.
Van Oktober 2007 tot Maart 2008 vond er in hetzelfde museum wederom een expositie over de fabriek plaats onder de titel Rozenburg Plateel uit Haagse Kringen, uiteraard
vergezeld van een goed gedocumenteerde catalogus. En met het verschijnen van de gedegen tentoonstellingscatalogus kon de inhaalslag onder verzamelaars in binnen-
en buitenland beginnen.
rechts: H.G.A. Huyvenaar, 1900, een ruim 32 cm hoge vaas met een decor van vier papegaaien, elk op een tak en tussen exotische bloemen.
Alle afbeeldingen:
Collectie Kunsthandel Proportio Divina